Tijdens de laatste raadsvergadering voor het zomerreces vroeg de VVD om een interpellatiedebat over de gang van zaken rondom het toch toestaan van horeca bij golfbaan Weleveld. Het college van B en W had een convenant gesloten met eigenaar Frank Agterbos om voor de duur van een jaar een pilot aan te gaan en het geldende bestemmingsplan ruimer te interpreteren, zodat exploitatie van de horeca in het clubgebouw van de golfbaan toch mogelijk was. Raadslid Leo Graafhuis van de VVD verbaasde zich over de totstandkoming van het convenant, dat volgens hem ‘als een duveltje uit een doosje’ kwam nadat eerder de gemeenteraad had besloten het bestemmingsplan ter plekke niet te wijzigen en een juridische verkenning van dat geldende bestemmingsplan in april dit jaar nog resulteerde in de conclusie dat dit geen ruimte liet voor een minder stringente opvatting over de (on)mogelijkheden van openbare horeca.
Het interpellatiedebat werd door een meerderheid van de raad weggestemd met als gevolg dat Graafhuis zijn toevlucht zocht tot het stellen van schriftelijke vragen aan het college. De antwoorden daarop zijn inmiddels gegeven.
De geest van het bestemmingsplan
De uitgebreide beantwoording komt er op neer dat het college meent met het convenant tegemoet te komen aan de wens van een deel van de gemeenteraad. “Verschillende leden van de gemeenteraad spraken hun teleurstelling uit over het feit dat het bestemmingsplan strikt juridisch genomen weinig ruimte biedt. Naar aanleiding daarvan heeft het college alsnog gezocht naar een ruimere en daarmee een juridisch meer rekbare interpretatie van het bestemmingsplan, waar het college aanvankelijk een zekere marge aan de veilige kant had. De focus is veranderd richting de mogelijkheden naar de geest van de ter plaatse geldende bestemming.”
Convenant en kruimelontheffing
Er is gekozen voor de vorm van een convenant dat de afspraken voor een proefperiode van een jaar vastlegt. In dat jaar wordt gekeken of de afspraken, waaronder het feit dat de horeca ondergeschikt hoort te blijven aan de golfactiviteiten en er geen reclame mag worden gemaakt, handhaafbaar zijn en of Weleveld zich aan de afspraken gaat houden. Na een jaar zou er dan een zogenaamde ‘kruimelontheffing’ worden verleend. Het college is het met Graafhuis eens dat het convenant niet juridisch afdwingbaar is en geen sancties kent, maar is anders dan Graafhuis van mening dat een eventuele kruimelontheffing mogelijk is ondanks het feit dat de gemeente Borne daarvoor geen beleid heeft geformuleerd.
De suggestie dat het college het gesloten convenant buiten de openbaarheid wilde houden vindt men onjuist. “Het is altijd de bedoeling geweest het convenant openbaar te maken, maar niet voordat beide partijen het convenant hadden ondertekend en na afstemming met – en instemming van – de voorzitters van alle gemeenteraadsfracties.”
Precedentwerking
Over een mogelijke precedentwerking schrijft het college: “De gemeente heeft inderdaad een beginselplicht tot handhaving. Wordt het bestemmingsplan overtreden, dan behoort de gemeente handhavend op te treden, in beginsel. De toevoeging ‘in beginsel’ maakt dat ook naar context en de bedoeling moet worden gekeken en niet enkel naar ‘de letter’. Door zaken als context en bedoeling mee te wegen, wordt duidelijk waar de werkelijke grenzen van het bestemmingsplan liggen. In dit geval is in het convenant weergegeven waar naar de mening van ons college de grenzen liggen.” (AJ)
Voor de volledigheid is de complete beantwoording hier te vinden (PDF)
© BorneBoeit. Op onze artikelen en beeldmateriaal rust copyright.
Voor meer informatie raadpleeg de spelregels.