Op deze Eerste Kerstdag een bijzondere ontmoeting met de prior van het Karmelietenklooster in Zenderen. Edgar Koning (84), kwam als jonge jongen naar het klooster en keerde er twee jaar geleden als prior terug.In de jaren daartussen maakte hij veel mee. Eerst woonde hij in Amerika en later jarenlang op de Filippijnen. In deze 31ste aflevering van onze serie De Ontmoeting vertelt Edgar Koning zijn levensverhaal, geeft hij zijn mening over de problemen in onze maatschappij en deelt hij zijn eigen persoonlijke kersgedachte.
Wanneer wist u dat u in het klooster wilde?
Ach, dat is een lang verhaal. Toen ik op de lagere school zat, kwamen er missionarissen bij ons om te vertellen over hun werk. Ik was toen een jongetje van een jaar of tien. De verhalen die zij vertelden maakten veel indruk op mij, vooral omdat ze werkten bij de Eskimo’s. Dat laatste leek mij geweldig. Later, toen ik op de mulo zat, kwam een priester vragen of ik ook priester wilde worden. Maar ik vond die man helemaal niet aardig, dus ik zei nee. Weer wat later kwam er een karmeliet. Hem vond ik wel aardig en voor ik het wist zat ik hier in Zenderen op het seminarie. Ik had nog nooit van de Karmel gehoord en ik wist ook niet wat een klooster was. Aan die eerste tijd hier heb ik ook geen goede herinneringen. Het was allemaal zo vreselijk streng in die tijd.
Uit welk gezin kwam u?
Uit een heel arm en groot arbeidersgezin in Friesland met twaalf kinderen. We woonden buitenaf, ik ben echt tussen de natuur opgegroeid en we hadden verschillende dieren thuis. Maar door de armoede zat studeren er niet in, mijn ouders konden dat echt niet betalen. Toen ik hier op het seminarie zat, kwamen er meer kansen in die richting. Ik deed staatsexamen gymnasium en daarna de priesteropleiding. Dan moet je vier jaar theologie en drie jaar filosofie studeren. Toen ik klaar was, wilde ik nog steeds graag naar de Eskimo’s, maar het liep heel anders. Op dat moment kwam er een plaats vrij op de Filippijnen. Dat leek me ook wel interessant. Er waren daar mensen nodig voor het onderwijs. Men vroeg mij: waarin wil je les geven: Engels of wiskunde? Vol bravoure antwoordde ik: wiskunde. Omdat de Filippijnen onder het schoolsysteem van Amerika vielen, moest ik mijn lesbevoegdheid halen in de VS. Ik vertrok naar Washington DC en heb daar vier jaar gewoond en wiskunde gestudeerd.
Hoe voelde u zich daar?
Oh, prima. Ik vond het heerlijk om daar te zijn. Ik heb ook nooit heimwee gehad in mijn leven, waar ik ook woonde. Het was wel een roerige tijd toen in Amerika.
Ik heb in 1963 de moord op John Kennedy van heel dichtbij meegemaakt. Dat maakte veel indruk, vooral omdat ik kort daarvoor hem en ook zijn vrouw Jacky persoonlijk had ontmoet. En daarna speelden ook de moord op Robert Kennedy en de Cuba-kwestie. Ja, het waren bewogen jaren….
Na die vier jaar bent u op de Filippijnen gekomen. Hoe was het daar?
Ik werd wel in het diepe gegooid. Ik had geen onderwijservaring, maar ik moest meteen voor de klas. Nou ja, dat ging allemaal wel, maar al gauw vroegen ze mij ook om de leiding van de school te nemen. Dat was vooral op financieel gebied een hele verantwoordelijkheid. We kregen geen subsidie, het geld moest uit Nederland komen. En hier hadden ze geen idee van hoe het er daar aan toe ging. Je had daar die landheren met hun grote plantages. Zij zaten op zondag voor in de kerk, maar van naastenliefde was weinig sprake. De arbeiders werden vreselijk uitgebuit en leefden in grote armoede. Wij ontdekten dat er steeds meer kindersterfte was en dat de lage lonen van de arbeiders daar een grote rol bij speelden. De mensen hadden gewoon geen geld om hun kinderen eten te geven. Verder was het hele land corrupt. Het was ook een dictatuur, Marcos had toen de macht. Ik heb jongens in de klas gehad met pistolen op zak. Om zichzelf te beschermen, zeiden de ouders dan. Wij als geestelijken hebben natuurlijk geprobeerd om de situatie wat menslievender te maken. En we probeerden vooral de landheren te laten inzien dat dit niet de juiste manier was om met hun arbeiders om te gaan. Ik heb er later in mijn leven veel lezingen over gegeven en de mensen konden vaak niet begrijpen dat de Filippijnen christelijk waren. Zoveel corruptheid en toch allemaal rooms-katholiek…
Op een gegeven moment is een aantal zusters een klein ziekenhuis begonnen. Dat stond naast de school en ze vroegen mij om ook van het ziekenhuis directeur te worden. Ik maakte toen lange dagen en had veel verantwoordelijkheid. Na een aantal jaren ben ik overspannen geraakt en ik ging op doktersadvies een half jaar naar Nederland. Dat was niet van het vele werk, het was eerder van de corrupte sfeer daar. Die had me ziek gemaakt. Ik moest in Nederland rust houden en ik mocht absoluut niet lezen. Ik ben toen bij mijn ouders thuis gekomen en heb daar wat meegewerkt in de tuin en op het land.
Was het wel de bedoeling dat u terug ging?
Het was de bedoeling dat ik op een gegeven moment terug zou gaan naar de Filippijnen, maar daar is het nooit meer van gekomen. Ten eerste werd het me afgeraden door de dokter en ten tweede kwam er iets anders op mijn pad. Er werd namelijk in Nederland een Solidariteitsgroep opgericht die het opnam voor de arbeiders op de Filippijnen. En omdat ik ondertussen zoveel van het land wist, werd ik secretaris. Zo kwam ik in Utrecht terecht.
Heeft u altijd in kloosters gewoond?
Als u het gebouw bedoelt, nee, maar wel altijd in een gemeenschap. Ik heb in Arnhem dertien jaar samen gewoond met vier medebroeders en twee zusters. Dat is de mooiste tijd van mijn leven geweest, vooral op religieus gebied. We woonden daar midden in een achterstandswijk en waren allemaal op onze eigen manier actief. Ik werkte in een soort inloophuis waar mensen welkom waren. Zo had ieder zijn taak door de week, maar op zondagmorgen kwamen wij als huisgenoten bij elkaar. Wij vierden de Eucharistie en lazen uit de Bijbel. En dan waren we uren aan het praten over wat we lazen. We keken echt heel bewust: wat staat hier geschreven en wat houdt dat in voor mijn leven. Dat was een mooie tijd.
U bent hier nu sinds twee jaar prior. Wat houdt uw taak precies in?
Als karmelieten hebben wij de Karmelregel en daarin staat geschreven dat we iemand uit ons midden moeten kiezen die de leiding heeft. Dat gebeurt dus altijd heel democratisch. Maar de laatste keer kwamen ze er hier in Zenderen niet uit en toen kwamen ze bij mij in Almelo. Ik was daar ook prior en ze vroegen of ik niet naar Zenderen wilde komen. Lijkt me geen goed plan zei ik, want ik was toen al 82 jaar. En mijn gezondheid is niet al te goed meer. Ik heb twee keer een hartoperatie gehad en ik ben suikerpatiënt. Ook het lopen gaat steeds moeizamer. Maar na een tijdje vroeg de provinciaal mij opnieuw en toen heb ik toch maar ja gezegd. Iemand moet het immers doen. Ik ben hier het aanspreekpunt. Alle beslissingen verlopen vaak via de prior.
Hoeveel inwoners heeft dit klooster nu nog?
Op dit moment vijftien broeders en één zuster. Jammer genoeg komen er geen jonge mensen meer bij, daardoor staan er ook kamers leeg. Sinds kort bieden we de mogelijkheid om een paar dagen het kloosterleven mee te maken. Voorwaarde is wel dat ze meedoen met ons ritme. Ik maak me vaak zorgen om de toekomst van het klooster. Hoe moet het nu verder? Toch misschien meer de kant op van gasten ontvangen. En ik zou willen dat we de mensen hier uit Zenderen meer zouden kunnen betrekken. We hebben bijvoorbeeld een prachtige tuin hier. Nou, stel die open voor de mensen uit het dorp, denk ik dan. We hebben daar ook een labyrint aan laten leggen. Weet u wat een labyrint is? Het zijn paden waarop je loopt en gaat nadenken over je leven. Op de kamers van de gasten leggen we altijd een beschrijving van het labyrint.
Wat betekent Kerstmis voor u persoonlijk?
Ik geloof dat Luther het heeft gezegd: ook al vier je duizend keer dat Jezus is geboren, maar is hij niet geboren in jouw hart, dan heeft het feest geen enkele betekenis. Dat is voor mij Kerstmis: dat Jezus in ons wordt geboren. Het is niet het historisch gebeuren, maar veel meer dat wij ons door Jezus, die we kennen uit de verhalen uit de Bijbel, laten inspireren. Zodat we meer op hem gaan lijken. Niet imiteren of zoiets, dat is niet de bedoeling. In navolging van Jezus wil zeggen dat wij leren zo te handelen zoals Jezus ook gehandeld zou hebben. Ik denk dat Luther het zo bedoelde: dat Jezus in ons geboren wordt. De menswording van God in de mens Jezus is een groot geheim, maar menswording is ook voor ons: wij moeten mens worden. We zeggen allemaal wel dat we mensen zijn…, maar als je ziet wat er in Aleppo gebeurt, dat is toch niet menselijk? Wij moeten met elkaar mens worden, elkaar in de ogen kunnen zien.
Jezus is daar vanuit uw achtergrond het grote voorbeeld in, maar kan dit ook vanuit andere tradities?
O ja, waarom niet. Ik heb zestien jaar in Dordrecht gewoond en daar zat ik in de Raad van Levensbeschouwing, waarin ook moslims zaten. Ik ging met hen mee naar de moskee en bad daar samen met hen. En een van de mooiste kerstvieringen die ik ooit meegemaakt heb, was een kerstviering samen met hindoes, moslims en christenen. De hindoes hebben het Lichtfeest en de Pandita ging voor en zegende iedereen met het licht. De hele zaal zat vol. Toen kwam de moslim, de imam en die las voor over de geboorte van Jezus zoals dat in de koran staat. In dat verhaal spreekt Jezus de mensen toe vanuit de kribbe, dat vind ik zo mooi. En toen kwam de dominee en hij las het geboorteverhaal voor zoals dat staat in het evangelie van Lucas. En tussendoor was er muziek. Het was een van mijn mooiste kerstmissen ooit. Ik weet nog dat ik daarvoor zelf een eucharistieviering had, ik moest me haasten op de fiets om op tijd te komen bij deze viering, maar wat was ik blij dat ik was gegaan. Het was zo prachtig.
Maakt u zich zorgen over de problemen van deze tijd: het contact tussen Europeanen en vluchtelingen, de verharde maatschappij in Nederland?
O ja, ik maak me echt zorgen over de verharding in de maatschappij. Iedereen heeft het wel gezien op tv denk ik, die inspraakavonden over vluchtelingen. Toen ik het geschreeuw van die Nederlanders zag, dacht ik: ik maak me helemaal geen zorgen over die vluchtelingen, ik maak me zorgen om deze schreeuwende landgenoten. Die daar staan te schreeuwen dat ze geen vluchtelingen willen en dan iedere keer: ons volk en ons land…Ik denk bij zo’n schreeuwende jonge vrouw, dat heeft ze niet uit zichzelf. Die mensen worden zo omdat ze onder de invloed staan van anderen. En daar ben ik wel bang voor. Dat ze zo hard tekeer gaan en schreeuwen, terwijl ze niet weten wat voor ellende die mensen allemaal hebben meegemaakt.
Begrijpt u de boosheid niet?
Ik kan me wel voorstellen dat mensen boos zijn. Zoals het nu bijvoorbeeld gaat met de zorg. Het is niet gemakkelijk als je zelf op een huis zit te wachten en dat wordt weggegeven aan vreemdelingen. En als je straat ineens vol woont met mensen die je niet begrijpen en die de taal nog niet spreken. Dat is natuurlijk heel moeilijk. En iedereen heeft de vrijheid van meningsuiting, dat staat bovenaan. Maar mag het soms ook iets minder schreeuwerig?
Is God aan het verdwijnen uit onze maatschappij?
Ja, het belangrijkste dat wij nu missen in onze maatschappij is het besef van God. Wie God ook is, hij wordt uit de hele maatschappij verdreven. Soms zie je op tv dat mensen er om lachen, ze maken hem belachelijk zelfs. Maar wie of wat God is, dat is onbeschrijfelijk. Ik kan het ook niet beschrijven, het is een geheim. De karmeliet Titus Brandsma is een groot voorbeeldfiguur voor mij, hij kon daar over praten. Hij was professor in de mystiek, maar zijn kennis kwam niet alleen uit boeken. Het was vooral eigen ervaring. Godfried Bomans heeft dat ook gezegd, die had nog colleges van hem gehad. Zijn mystieke ervaring was te voelen in de lessen. En daarom is hij zo inspirerend voor mij. Omdat ik dat nu juist zo mis in onze maatschappij.
Kun je mystiek ontwikkelen en heeft de ene persoon daar meer aanleg voor dan de andere?
Je moet jezelf daar natuurlijk voor openstellen. Kinderen hoeven van mij echt niet naar de kerk, maar leer ze wel om zich te verwonderen. Laat ze kijken hoe zo’n klein bloemetje in elkaar zit. Hoe wonderlijk, die kleinste bloemetjes…, dat is toch schitterend? Alles is zo gewoon geworden. Maar het is allemaal niet gewoon. Als ik met de fiets hier door Twente rijdt, dan kan ik het soms wel uitjubelen van geluk bij het zien van al dat moois. O Vader in hemel denk ik dan, wat is de schepping prachtig.
Wat kan de kerstgedachte zijn van mensen die zich niet meer direct bezig houden met geloof en kerk?
Ik denk, door met elkaar, in de familiekring of met vrienden, samen kerst te vieren. Vreedzaam en vooral met de liefde voor elkaar. Dat je elkaar het leven gunt. Die gunnende liefde, dat is ook een goddelijke eigenschap. Of waar de paus tegenwoordig over schrijft: barmhartigheid. Of Karen Armstrong, zij noemt het compassie. Mensen staan allemaal zo op hun eigen strepen. Heb liefde voor elkaar. Dat is Kerstmis. Dat is menswording.
INTERVIEW: MIRJAM SKORENG
Foto's © Willem Pfeiffer
© BorneBoeit. Op onze artikelen en beeldmateriaal rust copyright.
Voor meer informatie raadpleeg de spelregels.