Vandaag, 15 augustus 2024, wappert de Nederlandse driekleur op de gemeentetoren in Borne. Nederland herdenkt dat er 79 jaar geleden met de overgave van Japan officieel een einde kwam aan de tweede wereldoorlog. De bevrijding van Nederland op 5 mei 1945 bracht nog geen einde van de oorlog in voormalig Nederlands-Indië. Na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki capituleerde Japan op 15 augustus 1945, verkondigd door keizer Hirohito. Voor veel Nederlanders was hij, een man met een bijna goddelijke status, het symbool van de brute en wrede Japanse onderdrukking. Vandaag worden bij het Indisch monument in Den Haag alle slachtoffers herdacht van de Japanse bezetting van de voormalige kolonie Nederlands-Indië, die begon met de verovering van Java op 8 maart 1942.
Duizenden verbleven gedwongen in een Japans interneringskamp, de Nederlandse benaming voor Jappenkamp, op last en onder toezicht van het Japanse gezag. Het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) en de Koninklijke Marine streden in deze oorlog tegen Japan. Veel KNIL-militairen werden na overgave vastgezet in krijgsgevangenkampen. Plaatsgenoot Henk Beune was één van hen, hij werd als dwangarbeider ingezet bij werkzaamheden aan de beruchte Birmaspoorweg in Thailand en na anderhalf jaar doorgestuurd naar de Mitsui kolenmijnen in het Japanse Fukuoka. Hij overleefde de verschrikkingen niet.
KNIL
Het gezin Beune, vader, moeder en 9 kinderen, 5 meisjes en 4 jongens, woonde aan de Oude Deldensestraat 23. Hendrikus Franciscus, roepnaam Henk, was de jongste, geboren op 25 september 1912. Op 15 januari 1938 tekende hij, na medische goedkeuring, een contract dat hem vrijwillig voor vijf jaar verbond aan de overzeese koloniale krijgsmacht. Na zijn opleiding in het KNIL-opleidingscentrum Prins Hendrik kazerne in Nijmegen werd hij ‘geschikt voor uitzending’ bevonden. Met het motorschip ‘Dempo’ vertrok hij op 2 februari 1938 vanuit Rotterdam naar Batavia, de hoofdstad van de Nederlandse kolonie West-Indië. Na aankomst op 3 maart reisde hij door naar de garnizoensstad Magelang op midden-Java. Daar werd hij als fuselier ingelijfd in het infanterie garnizoen, het XI-depotbataljon. Begin 1940 is hij met verlof terug in Nederland om op 11 januari in Nijmegen te trouwen met Petronella Maria Klaassen. Een week later nam Henk zijn vrouw mee naar Indië, ze vestigden zich in Magelang en kregen later een dochter.
Krijgsgevangene
Op 11 januari 1942 viel Japan Nederlands-Indië aan en maakte een eind aan het Nederlandse koloniale bewind. Het KNIl was geen partij, begin maart gaf het zich over, de capitulatie werd getekend op 9 maart. Henk Beune, inmiddels sergeant, werd op 8 maart gevangengenomen in Bandoeng en overgebracht naar kamp Makassar, 6 kilometer ten zuiden van Batavia (nu Jakarta). Een provisorisch kamp met barakken van bamboe en palmbladeren dat plaats bood aan 2700 geallieerde krijgsgevangenen, Nederlanders, Amerikanen en Australiërs. Daar begonnen de Japanners de gevangenneming te organiseren. Iedereen moest zijn gegevens noteren op een kaart en een kopie ervan. Met Japanse stempeltekens werden andere relevante gegevens genoteerd. Het leven in het kamp was zwaar en onmenselijk. De omstandigheden werden gekenmerkt door overbevolking, voedseltekorten, slechte hygiëne en dwangarbeid. Vanaf 1943 fungeerde het als doorgangskamp naar verschillende dwangarbeidsbestemmingen.
Kamp Changi
Kamp Changi op de noord-oostelijke punt van het eiland Singapore was zo’n bestemming. Samen met 3187 andere Nederlandse krijgsgevangenen vertrok Beune op 15 januari 1943 uit de haven van Batavia met het motorschip de ‘Harugiko Maru’ naar deze bestemming. Dit transport is ook wel bekend geworden als ‘Java Party 9’, het 9e krijgsgevangenen-transport dat van Java vertrok. Op 18 januari arriveerde het schip op zijn eindbestemming en een dag later werden de gevangenen met vrachtauto’s overgebracht naar Changi, het voorportaal naar Thailand, dwangarbeid voor aanleg van de Birmaspoorlijn.
Birmaspoorlijn
Deze spoorlijn speelde een cruciale rol tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het project werd in september 1942 gestart door het Japanse leger, dat de spoorlijn wilde aanleggen om een snelle verbinding te creëren tussen Thailand en Birma, een afstand van ongeveer 415 kilometer. Ze wilden deze verbinding, lopend door bergachtig gebied en diepe oerwouden, gebruiken om troepen en voorraden te verplaatsen naar hun garnizoenen in Birma. Om de aanleg te versnellenen en kosten te besparen werden duizenden dwangarbeiders ingezet, voornamelijk Britten, Amerikanen, Australiërs en Nederlanders. De omstandigheden waren erbarmelijk, ze hadden te maken met ondervoeding, ziektes, mishandeling en zware fysieke arbeid. De mannen moesten tunnels graven, bruggen bouwen en heuvels egaliseren onder extreme omstandigheden, zonder voldoende rust en voeding, schreeuwend opgejaagd door hun bewakers, ‘speedo, speedo’! De omstandigheden waren zo slecht en mensonwaardig dat de Birma spoorlijn ook wel de “De Dodenspoorlijn’ werd genoemd.
Ban Pong
Op weg naar die hel werd sergeant Beune op 4 februari 1943 van kamp Changi naar kamp Ban Pong in Thailand overgebracht, per trein, treintransport nr. 47, een reis van vier dagen en vier nachten. Een nieuwe beproeving wachtte. De treinwagons, volgepropt met gevangenen, waren bedekt met metalen platen, die rond het middaguur, als de zon op zijn heetst was, als een oven werkten. Continue drongen rook en roet van de locomotief de wagons binnen. Gedurende de hele reis stopte de trein regelmatig urenlang in de brandende zon, om tegengestelde treinen te laten passeren. ‘s Nachts op de grond liggen was vrijwel onmogelijk. Een smalle opening in de wagondeur deed dienst als toilet. Diarree, urine en zweet maakten de atmosfeer ondraaglijk. Bij vertrek uit Singapore was er voor het laatst gegeten. Op 9 februari arriveerde de trein op de eindbestemming Ban Pong, een doorgangskamp. Na registratie werd Beune doorgestuurd naar het hoger gelegen kamp Tarsao, 125 km. van Ban Pong en later nog eens 45 km. verderop naar kamp Kinsayok, De eerste groepen werden in vrachtauto’s vervoerd, latere groepen moesten lopen in nachtelijke marsen. Daarbij vielen veel slachtoffers.
Na voltooiing van de spoorlijn in december 1943 werd er alleen nog gewerkt aan onderhoud en reparaties van schade door geallieerde bommenwerpers. Daardoor werden veel dwangarbeiders overbodig en op transport gesteld naar Japan, onder hen bevond zich ook Henk Beune.
‘Hellship’
In de haven van Singapore werd hij op 5 juni 1944 in een groep van ca. 1000 krijgsgevangenen, een mix van Engelsen, Australiërs en Nederlanders, ingescheept op de ‘Teia Maru 2’ een door de Jappen buitgemaakt Frans lijnvaartschip. Het schip stond bekend als een zogenaamd ‘helleschip’ vanwege de zeer slechte omstandigheden aan boord en de wrede manier van behandeling door de Jappen. De opvarenden werden in het hete, overvolle ruim gepropt, dat door dysenterie van vele gevangenen was vervuild. De latrines verkeerden in een onbeschrijflijke staat van vervuiling. Er brak rodehond uit. Alle gevangen werden een kwartiertje per dag gelucht op het dek. Bijkomend gevaar was dat het schip, dat in konvooi voer met een olietanker en begeleid werd door twee torpedojagers, niet gemarkeerd was met de vlag van het Rode Kruis. Dat maakte het doelwit van geallieerde aanvallen van onderzeeërs en vliegtuigen. Voor zover bekend voer het schip non-stop van Singapore naar de havenstad Moji. Daar kwam het op 18 juni aan, juist toen er een geallieerd bombardement gaande was. De groep werd naar een nabijgelegen quarantaine-eilandje gebracht en daar ontsmet, hun kleren werden gestoomd. Vervolgens werden ze per trein overgebracht naar het aan een baai gelegen Omuta, een stad in de provincie. Fukuoka.
Kamp 17
Dit kamp in Fukuoka, één van de 130 kampementen in Japan, had een afmeting van 200 bij 1000 meter, omsloten door een hoog hek. De gevangenen, onder wie veel Nederlandse KNIL-militairen, overlevenden van Birma spoorweg, werden hier verplicht in de mijnen te werken, de kolenmijn van Mitsui, gelegen op 1 kilometer van het kamp. Onder gevaarlijke en extreem zware omstandigheden werd er in drie ploegen per dag gewerkt, 12 uur continue met een onderbreking van een half uur. Elke ploeg bestond uit ca. 100 man. Twee keer per dag werd er voedsel verstrekt, meestal een kop rijst en wat radijssoep. Van tijd tot tijd werden de mannen zonder aanleiding door hun bewakers geslagen met vuisten, knuppels en sandalen. Het regiem van kampcommandant Asao Fukuhara was meedogenloos. Het niet groeten of buigen voor de Japanners was een overtreding die gewoonlijk werd gevolgd door het dwingen van de gevangenen om urenlang voor het wachthuis in de houding te blijven staan.
Voor Henk Beune kwam de bevrijding van het kamp door de Amerikanen op 2 september 1945 te laat. Totaal ontredderd, uitgemergeld, ondervoed en uitgeput bezweek hij een half jaar eerder op 12 maart. Volgens Japanse lezing in een militair ziekenhuis in Itouzo, ’s avonds om kwart over tien, oorzaak longfalen. Vijf maanden later viel driehonderd kilometer verderop in Hiroshima de eerste atoombom.
In de kampen van Nederlands-Indië, op Java maar ook elders, kwamen vijf militairen om het leven die banden hadden met Borne (HN)
Bij de foto's (van boven naar beneden):
Van de zeven Nederlandse erevelden op Java is het ereveld Menteng Pulo het meest bekend. Naast de Simultaankerk ligt het Columbarium, een tweedelige galerij met witte zuilen. In de nissen bevinden zich 754 urnen met de asresten van in Japan omgekomen en daar gecremeerde Nederlandse krijgsgevangenen.
Henk Beune. foto gemaakt tijdens het z.g. inschepingsverlof twee weken voor vertrek naar Indië.
Bronnen: Gemeentearchief Borne; Nationaal Archief; NIOD; Oorlogsgravenstichting; site japansekrijgsgevangenkampen.nl; Wikipedia; The Wartime Memorie Projects: St. Oorlogsverhalen; Traces of War; Foto’s; Oorlogsgravenstichting; 2/4th MGB.
© BorneBoeit. Op onze artikelen en beeldmateriaal rust copyright.
Voor meer informatie raadpleeg de spelregels.