Af en toe zie je er nog wel eens één staan langs een sloot of op een boerenerf, maar de voorgaande generatie wil de herinnering eraan het liefst vergeten: ‘t huuske, plee, poepdoos of gemak. Namen voor het kleinste kamertje, een primitief toilet. Meestal een apart hokje in de tuin, schuur of stal.
Het interieur bestond uit niet meer dan een zitplank met een gat, daaronder een ton waarin de behoefte kon worden gedaan, afgedekt door een deksel. Een hartje in de deur zorgde voor wat licht en frisse lucht. In de koude winters van toen was de gang naar ‘t huuske zelden iets om naar uit te zien. Was de zaak bevroren, dan wachtte voor verlichting de po onder het bed. 's Zomers was het gemak een pleisterplaats voor vliegen en als het waaide rook het er niet naar lavendel, om nog maar te zwijgen van het gepruts met het toiletpapier uit die tijd, een in repen gescheurde krant of radiobode. Deze voorziening was in Borne algemeen in gebruik tot de aanleg van waterleiding en riolering het watercloset (WC) mogelijk maakte.
In 1930 werd Borne in fasen aangesloten op het waterleidingnet, maar omdat er nog geen riolering was kon het afvalwater niet worden afgevoerd. Inwoners waren voor hun behoefte aangewezen op een ton of emmer in het privaat (toilet) of een beerput. Het gemak, door vroegere beschavingen aangeduid als toiletbezoek, verwijst naar ‘op z’n gemak erbij gaan zitten’.
Afvalprobleem
Vroeger waren de burgers van Borne zelf verantwoordelijk voor het afvoeren van hun uitwerpselen met uitzondering van de scholen. Het ledigen van de privaten op het schoolplein werd ingaande 1884 door het gemeentebestuur uitbesteed aan een boer of het schoolhoofd voor respectievelijk f. 6,- en f. 12,- per jaar.
Bij gebrek aan een bovengronds ‘kakhoes’ hadden veel huishoudens een beerput achter het huis, een put met een nauwe opening waarop de kakdoos stond, een soort bankje met een gat erin waar men de opgevangen uitwerpselen samen met ander afval in verzamelde, het was wc en vuilnisbak in één. Anderen lieten hun vuil en afval gewoon op straat achter of wierpen het in de sloot of beek.
Overal in het dorp lagen mesthopen, waarop ook dikwijls emmers en volle po’s met uitwerpselen werden geleegd. De stank was ondraaglijk en de hygiëne was ver te zoeken, ziektes lagen op de loer. Een probleem dat met een groeiende bevolking steeds nijpender werd. Het dwong het gemeentebestuur tot het nemen van maatregelen, zoals in de Algemene Politieverordening:
'Het is verboden: secreetmest (ontlasting) en de inhoud van zinkputten (beerputten) binnen de bebouwde kom op mestvaalten of terreinen te leggen. Faecale stoffen binnen de bebouwde kom neer te werpen binnen de afstand van 10 meter van de woning en openbare wegen. Binnen de bebouwde kom privaten en zinkputten te openen en te ledigen en faecale stoffen te vervoeren voor 11 uur des avond en na 7 uur ’s morgens.'
Daarnaast bepaalde de bouwverordening dat binnen een afstand van 10 meter van de woning tenminste één afsluitbaar privaat aanwezig moest zijn met een binnenwerkse oppervlakte van 0,70 m2 en een hoogte van tenminste twee meter. De toegangsdeur van het privaat mocht niet vanaf de weg zichtbaar zijn. Later werden alleen nog maar inpandige privaten toegestaan.
De slechte sanitaire voorzieningen hadden impact op de volksgezondheid, duidelijk werd dat afvalwater beter moest worden afgevoerd. Hierbij was nadrukkelijk een rol weggelegd voor het gemeentebestuur. Overigens ging het gemeentebestuur zelf nogal ‘gemakzuchtig’ om met hoe het afval kwijt te raken, getuige bijgaande advertentie in de Bornse Courant van 9 juni 1922.
Uitbesteden
Tot en met 1948 was het ophalen van vuilnis een particuliere aangelegenheid. De gemeente verrichtte deze werkzaamheden niet zelf, maar ze werden uitbesteed. Aannemers konden inschrijven op het ophalen en afvoeren van de poepemmers, meestal open gegalvaniseerde exemplaren, en het ledigen, scheppen, van de beerputten. Voor het ophalen van fecaliën (ontlasting) moest het vervoer in goed gesloten, geen vocht doorlatende kisten, plaatsvinden.
De aannemer was niet verplicht 'fecaliën in ontvangst te nemen welke zich bevinden in een niet tot ledigen geschikt voorwerp'. De werkzaamheden werden volgens een vastgestelde route en schema uitgevoerd. De aannemer, die werd bijgestaan door een gemeentearbeider, mocht de opbrengst zelf houden of dumpen op een door burgemeester en wethouders aan te wijzen plek, meestal op het Gemeenteveld of achter De Hoge Brug. De inzameling geschiedde middels een houten kar met paard, die voorzien moest zijn van een bel. Vanaf de jaren dertig werden de werkzaamheden verpacht aan J.H. Ubbink voor een bedrag van f 3.600,- per jaar, inclusief inzet van paarden en wagens. Ubbink moest de door hem van de gemeente gepachte grond met de uitwerpselen bemesten.
Tonnenstelsel
In 1949 ging de gemeente zelf menselijke uitwerpselen opruimen door middel van een nieuw systeem, het tonnenstelsel. Elk huishouden kon tegen betaling een houten privaatton in huis krijgen, die, afhankelijk van het afgesloten abonnement, éenmaal of tweemaal per week werd gewisseld en schoongemaakt. Hiervoor bestelde de gemeente speciaal een nieuwe fecaliën auto, een Chevrolet. Het nam ook twee zogenaamde tonnenwisselaars in dienst, J. Zondag en J. Dreteler. De tonnen werden geleegd in een put op de gemeentelijke fecaliënstortplaats op het Gemeenteveld. Daar werden ze ook gereinigd.
Premie
In de loop van de jaren vijftig kreeg Borne riolering, huurders en eigenaren konden toen via de 'Premieregeling Woningverbetering- en splitsing 1953', voor vervanging van het tonnenprivaat door een inpandig watercloset met riolering, van de overheid een bijdrage krijgen, die 50 procent van de gemaakte kosten bedroeg, met een maximum van f. 150,- Dat werd een groot succes. In 1965 waren alle woningen in de kern van Borne voorzien van zo’n toilet, inwoners van het buitengebied moesten er wat langer op wachten. De fecaliëndienst werd daarmee beëindigd. De strontkar, die in de volksmond spottend ook wel de ‘boldootkar’ werd genoemd, naar het Keulse reukwater, ‘eau de cologne’, verdween daarmee definitief uit het straatbeeld van Borne. Wát een opluchting! (HN)
Bij de bovenste foto: Toen de werkzaamheden van de gemeentereiniging in de jaren vijftig nog een handmatige klus waren: J.W. Slaghekke en J. Nijhuis op de gemeentelijke vuilniswagen
Bij de onderste foto: Jan ten Hove, ook wel Flutter Jan genoemd
Bronnen: Gemeentearchief Borne; ‘Kent u ze nog de Bornsen’, G.P. ter Braak; Wikipedia; IsGeschiedenis; Foto’s: Beeldbank gemeentearchief Borne
© BorneBoeit. Op onze artikelen en beeldmateriaal rust copyright.
Voor meer informatie raadpleeg de spelregels.