Het idee van een op wielen rijdend voertuig om goederen of mensen in te vervoeren, stamt uit de prehistorie. Karren en wagens bestaan daarmee al vele millennia. Toch waren er nooit zoveel in gebruik als in de decennia rond 1900. Juist toen er in toenemende mate nieuwe transportmiddelen als de trein en het stoomschip beschikbaar kwamen, waren er meer karren en wagens nodig dan ooit. De trekkracht van de hond bleek de mens van dienst te kunnen zijn. Een terugblik…
Ingespannen voor, onder of achter de kar liet de mens de hond voor zich werken. Karren getrokken door honden waren begin 19e eeuw een normaal straatbeeld. Het was een populair vervoermiddel, klein en wendbaar en omdat de hond goedkoper was in aanschaf en onderhoud dan een paard. Wie zich geen paardenkracht kon permitteren gebruikte de trekkracht van honden als transportmiddel. Het dier was meestal voor een lage prijs aan te schaffen, stelde geen hoge eisen aan onderkomen en verzorging en hij of zij at wat de pot schafte. De trekhond werd daarom ook wel het ‘paard der armen’ genoemd. Rond 1900 waren er naar schatting 80.000 trekhonden in Nederland.
Gebruikers
In allerlei beroepen waar een last te vervoeren was, waren honden in gebruik: De hondenkar was vooral populair bij bakkers, kleine boeren, eierhandelaren, expediteurs, rondtrekkende fotografen, groenteboeren, imkers, kaasventers, kruideniers, marskramers en melk- en petroleumventers. Het Nederlandse staatsbedrijf der Posterijen heeft tot 1922 brieven en kleine pakketjes met de hondenkar bezorgd. Maar ook mensen die slecht ter been waren gebruikten de hondenkar. Voor, onder of achter de kar liepen de voorouders van de huidige hondenrassen als Berner Senner, Deense dog, bouvier en Duitse herder.
Defensie
Bekend is ook dat de hond en hondenkar in het leger werd gebruikt als trekdier, ze speelden een niet te onderschatten rol in de oorlogsvoering. Ook zij werden, toen door toenemende oorlogsdreiging op 31juli 1914 de Algemene Mobilisatie werd afgekondigd, ‘onder de wapens geroepen’. Gespannen voor kleine karren vervoerden ze machinegeweren en munitiekisten.
Op woensdag 9 juni 1914 werd in Oldenzaal door het leger een hondenkeuring gehouden voor de gemeenten Oldenzaal, Losser, Weerselo, Delden en Borne. Eigenaren van honden met een minimale schofthoogte van 65 cm moesten zich verplicht bij deze keuring melden. Werd de hond goedgekeurd, dan werd hij/zij door het leger gevorderd en aangekocht. Tussen 1914 en 1918 vervulden ruim 1.200 trekhonden hun militaire dienst in Nederland als trekdier.
Belasting
Toen het gebruik van de hondenkar toenam, zag de overheid een middel om transportbelasting te heffen. Die werd, onder de naam hondenbelasting, geheven van de eigenaar van de hond, in Borne voor het eerst in 1846. Om de toename van het aantal honden te duiden; in het hondenbelastingregister (kohier) van Borne staan in 1846, 1890, 1900 en 1914 respectievelijk 164, 282, 310 en 432 honden geregistreerd. Houders betaalden f 1,- per hond.
Het leven van de trekhond was bepaald niet florissant. De honden werden vaak in slechte omstandigheden gehouden en moesten vaak (te) zware last trekken, dag in dag uit in alle weersomstandigheden met als gevolg slijtage aan voetzolen en gewrichten. Mishandeling of het treiteren van de weerloze ingespannen honden kwam ook regelmatig voor. Trekhond zijn was een ‘hondenbaan’. Dat verbeterde met de invoering van de Trekhondenwet 1911. Voor die tijd waren er in gemeentelijke verordeningen wel regels voor het gebruik van trekhonden, maar die waren er voornamelijk om burgers te beschermen en ter verbetering van de verkeersveiligheid. Zo waren er in de APV van Borne artikelen opgenomen tegen de overlast (blaffen-bijten-loslopen) van honden.
Het besef dat de honden zelf ook bescherming nodig hadden groeide, de Trekhondenwet 1911 was een eerste aanzet. Voortaan moesten trekhondenhouders zich bij de gemeente laten registreren en een vergunning aanvragen. Er werden allerlei eisen gesteld aan de hond, kar en tuig. De trekhond moest voortaan verplicht een muilkorf dragen, minimaal één jaar oud zijn en een schofthoogte hebben van minstens 50 centimeter. Dat werd in 1914 verhoogd naar 60 centimeter. Er mochten maximaal drie honden voor de kar worden gespannen. Het was verboden om kreupele, drachtige of zieke viervoeters in te spannen. De kar moest zijn uitgerust met een drinkbak en een ligplank om te rusten. De snelheid mocht niet groter zijn dan een paard in draf.
Door gebrek aan handhavers veranderde in praktijk het welzijn van het dier maar mondjesmaat. In 1927 werd de wet aangepast, de verplichte trekhondenkeuring werd ingevoerd. Inspecteurs gingen de naleving van de wet controleren.
De bakker, de melkventer
Bij de inwerkingtreding van de Trekhondenwet 1911 werd door burgmeester en wethouders aan 114 ingeschreven hondenkarhouders een vergunning verstrekt. Uit Borne 68, Hertme 13, Zenderen 32 en Bornerbroek 1. De hondenkar was populair bij bakker (6), klompenmaker (3), winkelier (groente en fruit), schoenmaker, koperslager, botermaker, tabakskerver, vleeshouwer, stoelenmatter en brandstoffenhandelaar (turf-kolen-petroleum).
Ook bij veel arbeiders die, om wat beter in hun levensonderhoud te kunnen voorzien, een stuk land hadden dat na werktijd werd bewerkt. Hond en kar waren hierbij een praktisch hulpmiddel. De grootste groep vergunninghouders bestond echter uit boeren die hun melk met de hondenkar naar de melkfabriek brachten of zelf met melk ventten. Een vergunning werd geweigerd indien hond, tuig, kar of geleide niet aan de voorschriften voldeed. Tot en met 1919 werden er in Borne 184 vergunningen verstrekt.
Verbod
De hondenkar verdween in de loop van de 20e eeuw steeds meer uit het straatbeeld. Enerzijds door de opkomst van de bakfiets, motorfiets en auto, anderzijds door het maatschappelijk verzet van de Anti-Trekhondenbond en de Dierenbescherming. Uiteindelijk werd in 1963, toen de Wet op de dierenbescherming inging, het gebruik van de hond als trekkracht verboden en kon het dier definitief worden uitgespannen. Zestig jaar later zien we een heel ander straatbeeld; de hond gezeten in een comfortabel aan de fiets bevestigd karretje, voortgetrokken door zijn of haar baasje. (HN)
Bij de foto's (van boven naar beneden): 1. De bakkerskar van bakker Jan Bordewijk. Foto geschoten ‘over het spoor’ aan de Deldensestraat. Op de achtergrond zijn de spoorbomen en de toren van de St. Stephanuskerk zichtbaar, linksvoor een gedeelte van machinefabriek 'Holland; 2. Een foto uit 1913, de achttienjarige Gerrit Grootenhaar met groentekar, getrokken door de honden Nora en Siska. Met zijn vader bezocht hij markten in Hengelo, Ootmarsum en Vriezenveen. De familie Grootenhaar had de eerste groentewinkel in Borne; 3. Hondenkar in Spoorstraat (Stationsstraat); 4. Keuringsoproep Borne van 1 juni 1948; 5. J.H. ter Brake, alias ‘Zwatt’n Herman’ met kar en hond ‘Wolf’ in de Textielstraat, ca. 1924; 6. Hondenkar van de familie Lambooij aan de Marktstraat.
Bron: ‘Groeten uit Borne’ G.P. ter Braak, H. Noordhuis; Twentsche Courant 23 juni 1984; Geschiedenis beleven.nl’, M. Deinum; ‘Geheugen van Nederland’, J. Willimsen; Wikipedia; Delpher. Foto’s: Beeldbank gemeentearchief Borne
© BorneBoeit. Op onze artikelen en beeldmateriaal rust copyright.
Voor meer informatie raadpleeg de spelregels.