‘Klepperman van elleven waar ga je zo laat naar toe?’. Zo begint een oud kinderliedje, een muzikale herinnering aan de tijd toen de nachten nog donker en stil waren. Hooguit een enkel licht van een stallantaarn, een blatend schaap of een blaffende hond, maar verder stilte en diepe rust. Stilte die, begin 19e eeuw, werd verbroken door geratel en een mannenstem die het uur afriep. Het was de nachtwaker, hoeder van orde en veiligheid. Een terugblik…
De handhaving van de openbare orde was en is één van de kerntaken van het lokale bestuur. Gemeenten hebben er de afgelopen honderd jaar allerlei taken bij gekregen, maar de veiligheid en leefbaarheid van haar burgers is nog steeds een van de belangrijkste activiteiten. De schaal waarop is tegenwoordig echter heel anders dan vroeger. Zeg maar de huidige lokale boa versus de armenjager of nachtwaker van toen.
Armenjager
De aanstelling van armenjagers vond zijn oorzaak in het toenemen van bedelarij en landloperij aan het einde van de 17de eeuw. Anders dan de naam doet vermoeden, werd er geen jacht gemaakt op arme burgers maar op zogenaame vagebonden, synoniem voor landlopers, zwervers, bedelaars, plunderaars, lediggangers (nietsdoeners), straatschenders en ander gespuis. De Goetheren in het kerspel Borne (marken) wapenden zich hiertegen door de aanstelling van Hendrik Annink in 1736 als ‘armenjager’. Hij werd in 1778 opgevolgd door Hendrik Hilbrink.
De nachtwaker
In 1813 benoemde burgemeester W.C. Lantman de eerste nachtwaker in onze gemeente, Hendrik Nieuwenhuis, tevens volksteller, tegen een jaartraktement van 52 gulden. Daarnaast werd Bertus Lucas aangesteld als veldwachter. Hij verdiende 20 gulden per jaar. Twee plaatselijke ondernemers zorgden voor zijn outfit, kleermaker Drees en hoedenmaker Oostvogel. De kosten, 35 gulden en 2 stuivers, kwamen voor rekening van de gemeente. Met name de nachtwaker, ook wel klepperman genoemd, was indertijd tijdens de nachtelijke uren, lang voordat er straatverlichting was, van groot belang voor de veiligheid in ons dorp. Door het ontbreken van een sociaal vangnet waren er nogal wat burgers die het verkeerde pad kozen. Er was dringend behoefte aan nachtelijk toezicht met een spiedend oog naar kwaadwillenden.
De nachtwacht liep rond met een houten klepper die ook wel ‘klap’ werd genoemd. De klap bestond uit een houten bord dat aan een handvat kon worden vastgehouden. Op dit houten bord was een scharnierende hamer bevestigd, die een klepperend geluid maakte als de ‘klapwaker’ de klap heen en weer bewoog, daarbij roepend hoe laat het was. Een baan met veel verantwoordelijkheid. Daarom werd van hem verwacht dat hij van ‘goeder naam en faam’ was. Zijn reputatie was met name in het begin van de 19e eeuw niet al te best, omdat tijdens de dienstuitoefening nogal eens (teveel) aan Bacchus werd geofferd. Daarom werden hun plichten en het nalaten daarvan, nauwkeurig omschreven in een reglement en instructie.
Reglement Nachtwacht 1826
Dit reglement, houdende 20 artikelen, werd vastgesteld door de gemeenteraad op 28 november 1826. De wacht bestond uit een door de gemeenteraad benoemde officier en vier manschappen die waren gehuisvest in het gemeentelijk wachtlokaal, dat waarschijnlijk ook als arrestantenhok dienst deed. De wacht begon ’s avonds om elf uur. De volgende artikelen schetsen een vermakelijk beeld uit die tijd.
‘Art.2. Met de klok van elf uren des avonds, zal de wacht met een klep rondgaan, die geslagen zal worden door den bekwaamsten van de twee mannen,(door den Officier van de wacht te verkiezen) op de hierna genoemde plaatsen, met in achtneming dat ten elf uren vijf malen, twaalf uren zes malen, één uur één maal, twee uren, twee malen, drie uren drie malen, vier uren, vier malen geslagen wordt; huis Salomon Spanjaard, Teunis Bussemaker, de brouwerij van Herman Meiling, WensinkBrug en Potkampsbrug, Cochorei-Fabrijk T.ten Cate, R.C. kerk (waterstaatskerk’.
‘Art.3. Die met de klep gaat zal, bij het ontstaan van brand, denzelven aanhoudend slaan en brand roepen, en die hem verzeld, dadelijk den Officier van de wacht daarvan kennis geven’.
‘Art.5. “Degenen, die de ronde doen, zullen nauwkeurig vigileeren op het ontvreemden van goederen, huisbraak, slagerij, de behandeling van vuur en licht in de huizen of op de deelen, en naar bevinding daarvan de Officier rapporteren’.
Sancties
Tijdens de dienstuitoefening werden boetes in het vooruitzicht gesteld voor onder andere ongehoorzaamheid, het nuttigen van drank, te laat komen en het voortijdig de dienst verlaten. Deze varieerden van 60 cent tot twee gulden.
‘Art.9 Ieder wachtdoende die op de straat rond gaat zal op straat geen tabak mogen rooken op de boete van één gulden. De rondgaande personen zullen op straat niet dan heel zachtjes mogen praten, niet fluiten of zingen, of gedruisch maken op eenigerlei wijze, hetzij met stokken of klompen of anderszins, dit alles op een boete van zestig cents voor ieder rondgaande te verbeuren.
Opmerkelijk is aan wie het geld van de geïnde boetes ten goede kwam:
‘Art.20. “Half ten profijte van de aanbrenger, en half ten profijte van de armen, waartoe de bekeurde behoort’.
Instructie
In verband met het leeftijdsontslag van nachtwaker Herman ten Have en de benoeming van Hendrik ten Have, landbouwer, als de nieuwe ambtsdienaar, werd door de gemeenteraad op 15 maart 1872 een nieuwe instructie vastgesteld. Nieuw was dat voor dienstbegin voor de bevoegde rechter de eed werd afgelegd als politiedienaar. De jaarwedde bedroeg f 85,-. Later worden ook Vermeer, Morsink en Gerhard Mensink, plaatselijk uitbater, als nachtwaker genoemd.
Kieft’n Bram
De meest bekende nachtwaker was Bram te Kiefte (Kieft’n Bram). In een interview vertelt hij dat hij in 1913 persoonlijk door burgemeester von Bönninghausen is gevraagd om nachtwaker te worden. Hij aanvaardde de functie onder voorwaarde dat hij niet meer met de houten klepper hoefde te lopen. Twintig jaar lang was hij ‘s nachts, begeleid door zijn hond, herder Billy, het baken van rust en veiligheid in Borne. Tikkend met zijn goastok op straat of trottoir, kon men hem van verre horen aankomen. Hij heeft het meeste te stellen gehad met dronkenlappen die na sluitingstijd weigerden de kroeg te verlaten. Ook actieve smokkelaars in deze regio bezorgden hem handen vol werk, lieden die met allerlei goederen via een speciale route stiekem de grens overstaken.
Door de zeer slechte toestand van de gemeentefinanciën besloot de gemeenteraad de functie per 1 september 1934 op te heffen. Een particulier beveiligingsbedrijf nam de taak over tegen een maandelijkse vergoeding van f 30,-. Kieft’n Bram, toen inmiddels 70 jaar, kon echt met pensioen. Het Bussemakerhuis bewaart de ’klap’ als reliek uit die tijd. (HN)
Op de bovenste foto: Het gemeentepersoneel bij het afscheid van burgemeester
von Bönninghausen in 1925. Bram te Kiefte staat op de bovenste rij helemaal rechts
Bronnen: VNG, gemeentearchief Borne; Bert van Zantwijk. Bussemakerhuis Borne. Foto’s: beeldbank gemeente Borne
© BorneBoeit. Op onze artikelen en beeldmateriaal rust copyright.
Voor meer informatie raadpleeg de spelregels.