We schrijven 13 december 1945. In de gevangenis in Hameln (Dld), die in de naoorlogse periode tot 1949 door de Britse regering werd gebruikt voor de terechtstelling en executie van oorlogsmisdadigers, werden voorbereidingen getroffen voor de voltrekking van de doodstraf door ophanging van de SD’ers Georg Otto Sandrock en Ludwig Schweinberger. Beide waren door een Britse militaire rechtbank in Almelo aangeklaagd en ter dood veroordeeld voor hun aandeel in de executie van Gerald Hood en Bote van der Wal, respectievelijk op 21 en 24 maart 1945 op de Elhorst Vloedbelt in Zenderen, deze dagen precies 77 jaar na dato.
De officiële Engelse beul Albert Pierrepoint (links op de foto), die steeds speciaal uit Engeland werd ingevlogen, een man die al diverse nazi-kopstukken had terechtgesteld, begeleidde die dag de geblinddoekte veroordeelden naar de galg en plaatste ze samen op een valluik. Nadat de strop om hun nek was gelegd en beide benen waren vastgebonden, haalde de scherprechter klokslag 15.49 uur de hendel over die de valdeuren openden. Sandrock en Schweinberger waren dood. De hoofdverantwoordelijke In dit drama ontliep echter zijn aardse rechters. Wat ging eraan vooraf?
‘Sonderkommando’
Begin oktober 1944 kreeg het ‘Kommando Gerbig’ Almelo als standplaats aangewezen. Door de snelle geallieerde opmars vanuit Frankrijk in de septemberdagen van 1944 was dit ‘Sonderkommando’ in Twente terecht gekomen en vestigde zich aan de Bornsestraat 96 in Almelo. Onder leiding van de tweede man, Untersturmführer Paul Hardegen, die in februari 1945 het commando van Gerbig had overgenomen, werd een genadeloze jacht geopend op alles wat “Deutschfeindlich” was. Bote van der Wal en Gerald Hood vielen ook in handen van dit beestmens en zijn handlangers.
Gerald Hood
Navigator, Flying Officer, Gerald Hood, RAF-marconist, behoorde tot de 8-koppige bemanning van een ‘Avro Lancaster’, een viermotorige Britse bommenwerper, de LM658 van het 100 squadron RAF, die op 13 augustus 1944 ’s avonds om kwart voor tien was opgestegen van de basis Waltham in Lincolnshire voor een bombardement op Braunschweig.
Op de terugweg werd het toestel door een Duitse nachtjager aangevallen en stortte neer in Bergentheim. Hood en drie andere bemanningsleden konden het toestel tijdig per parachute verlaten, hij was gewond aan beide benen. Een dag na zijn landing in de buurt van Nijverdal, werd hij door verzetsman Piksen bij de familie Van der Wal gebracht aan de Joncheerelaan 51 in Nijverdal, een gastvrij adres voor menig onderduiker. Het gezin bestond uit weduwe J.B. van der Wal, haar dochter Grietje en zoon Bote.
Bote van der Wal
Bote, een 23-jarige student in de Franse taal, was thuis ondergedoken, omdat hij geweigerd had de loyaliteitsverklaring te tekenen, die de Duitsers voor studenten verplicht hadden gesteld. Met onderbreking van een verblijfsperiode bij de familie Ter Avest, heeft Gerald Hood tot aan de dag van zijn dood met Bote van de Wal opgetrokken. Door verraad van een buurtbewoonster, een fel nationaal socialiste, deed een groepje Nederlandse leden van de Grüne Polizei een inval in de woning van weduwe Van der Wal. Bij de huiszoeking die volgde, werden Hood en Van de Wal, die een schuilplaats hadden tussen het dak, ontdekt. Toen door het dak werd geschoten, kwamen beiden tevoorschijn en werden gearresteerd.
Vloedbelt
Het tweetal werd per fiets naar het Huis van bewaring in Almelo gebracht en daar verhoord door Hauptsturmführer Sandrock. De uitkomsten van dat verhoor waren duidelijk voor Hardegen. Op 21 maart, in de vooravond, gaf hij Sandrock opdracht Hood te executeren. Hij moest met twee ondergeschikten, die hij zelf moest aanwijzen, het vonnis voltrekken. In gezelschap van Feldwebel Franz Hegemann en chauffeur Gefreiter Ludwig Schweinberger, werd Gerald Hood, die inmiddels naar de Dienststelle in Almelo was overgebracht, in een gereedstaande DKW-auto naar Zenderen gereden.
Aangekomen op de Vloedbelt lieten de SD’ers Hood uitstappen en voor zich uit lopen. Sandrock en Schweinberger liepen mee, Hegeman bleef bij de auto. Na een meter of twintig, vlakbij een bomtrechter, schoot Schweinberger met een gericht nekschot Hood neer, hij was op slag dood. Het stoffelijk overschot werd vlakbij een niet ontplofte bom begraven, om zo ontdekking te bemoeilijken. Echter niet nadat ze hem hadden ontdaan van zijn met bloed besmeurde jas, vest en broek en Schweinberger zich over zijn polshorloge had ontfermd. Na afmelding bij Hardegen werd de kledij in de Dienststelle verbrand.
Vier dagen later, 24 maart, onderging Bote van der Wal hetzelfde lot. Plaats van handeling was dezelfde. In het sinistere gezelschap dat hem begeleidde, had Feldwebel Helmut Wiegner de plaats ingenomen van Hegemann. Tegen half negen kreeg Schweinberger andermaal het 9 mm pistool aangereikt van Sandrock om het bevel van Hardegen uit te voeren. Bote werd door het drietal ter plaatse begraven. Na de bevrijding is hij met Gerald Hood herbegraven op de algemene begraafplaats in Almelo, Bote in een verzamelgraf.
Tribunaal
Acht maanden later, op 24, 25 en 26 november 1945, stonden 4 SD‘ers in Almelo terecht en werden veroordeeld door een speciale geallieerde krijgsraad, het eerste oorlogsmisdadigersproces in Nederland. Kolonel de Brauw vertegenwoordigde Nederland. Untersturmführer Hardegen ontbrak, hij was voortvluchtig. De leden van het hof waren gekleed in militair uniform, met uitzondering van één van de rechters, die als jurist aan het proces deelnam. Hij droeg een zwarte toga en was naar Engelse traditie getooid met een pruik.
Op de vraag 'quilty or not quilty' verklaarden de beklaagden onschuldig te zijn voor hetgeen hen ten laste werd gelegd. Schuldgevoelens kenden ze niet en dat er van een proces geen sprake was geweest deerde de mannen kennelijk geenszins. Hun enige angst gold Paul Hardegen, de grofbesnaarde SS-Untersturmführer, die hun directe meerdere was. Hij was gevreesd, ‘Befehl ist Befehl’. Weigeren was zelfmoord. Zo had hij gezegd; “Wie gelooft, dat hij niet geschikt is voor dit politiewerk, die kan zich nu afmelden. Ik zal er dan voor zorgen dat hij in een concentratiekamp of strafbataljon terecht komt."
Tijdens het proces werden de moeder van Bote van der Wal en zijn zuster als getuigen gehoord evenals de gevangenenbewaarders Veldhuis en Pasman. De krijgsraad aanvaardde geen enkel excuus. Sandrock en Schweinberger kregen de doodstraf. Wiegner en Hegemann 15 jaar voor medeplichtigheid. Veldmaarschalk Montgomery bevestigde enkele dagen later de vonnissen. Hegemann werd in 1950 op vrije voeten gesteld door een aantal ontlastende verklaringen die voor hem waren afgelegd.
Helaas kon Paul Hardegen, in het dagelijkse leven Kriminal Komissar, niet worden opgespoord, ondanks de verbeten jacht die na de oorlog op hem is gemaakt door de Politieke Opsporings Dienst (P.O.D.) en de Engelse Field Security. In Duitsland heeft men hem op 31 december 1945 doodverklaard...
Gedenksteen
Twee gedenkstenen op de Elhorst Vloedbelt aan de Zeilkerweg in Zenderen herinneren aan de tragische gebeurtenissen in maart 1945. (HN)
Bronnen: Nationaal Comité 4 en 5 mei;’ ‘Hamelns Geschichte’ ‘In Verdrukking, Verzet en Vrijheid’ H. Noordhuis, G.P. ter Braak, M.F.S. Kienhuis, Hengelo 1990; ‘SIPO en SD in Twente’, C. B. Cornelissen 2010; ‘ De Graafschapper’ 26.11.1945. Foto’s: A.G.C. Brusse; gemeentearchief Borne
© BorneBoeit. Op onze artikelen en beeldmateriaal rust copyright.
Voor meer informatie raadpleeg de spelregels.